Boos op de hele wereld, maar vooral bezorgd om zijn moeder… – deel 1
#praktijkverhalenStel je eens voor: je bent getrouwd, je hebt twee kinderen, je werkt hard en je man werkt nog harder. Jullie zijn een traditioneel gezin; je man is hoofdkostwinner en jij zorgt voor de kinderen en het huishouden. Hij is nooit zo’n prater geweest en jij trouwens ook niet. De kinderen en alles wat daarbij hoort, worden liefdevol aan jou overgelaten, want daar ben jij toch beter in. Tenzij de jongens te ver gaan, dan laat je man van zich horen. Je woont in een dorp waar iedereen elkaar kent, maar de deur lopen jullie niet bij elkaar plat. En dan verandert in één klap je leven…
Een ernstig verkeersongeluk zorgt voor een coma en vervolgens voor blijvende hersenschade. In het begin herken je je kinderen niet eens, die overigens huilend aan je bed staan terwijl jij totaal verward ontwaakt uit een dagenlange coma. Je man heeft ze alle dagen meegenomen naar het ziekenhuis, dat leek hem goed en het was ook wel zo praktisch. Je besluit te vechten, want een vechter dat ben je. Sommige functies komen terug, maar andere ook niet. Je wordt afgekeurd wegens NAH (niet-aangeboren hersenletsel), krijgt dagelijks huishoudelijke hulp en persoonlijke begeleiding en ondergaat pijnlijke behandelingen gericht op je herstel. Je man gaat nog harder werken dan hij al deed en jij zorgt zo goed en zo kwaad als het gaat voor jullie twee jongens. De boterhammen die mee moeten naar school worden gesmeerd door de thuiszorg, want stiekem lukt jou dat niet, maar dat mag niemand weten.
Je wilt dat het goed gaat met je jongens, want ze zijn je alles. Maar met Ramon, de oudste van dertien gaat het niet goed. Er hangt geen deur of keukenkastje meer recht in het huis vanwege z’n driftbuien, hij zit op z’n derde school in anderhalf jaar tijd en ook daar moet hij weg. Hij slaat en schopt zijn jongere broertje Paul van negen, heeft constant aanvaringen met z’n vader die er ook niet bepaald zachtaardig aan toegaan, gaat om met een groep overlastgevende jongeren uit het dorp en je hebt laatst ook nog wiet in zijn rugzak gevonden. Op een dag hebben de dames van de begeleiding aangegeven dat ze een melding zouden gaan doen; ze maken zich ernstig zorgen. Er volgde een Raadsonderzoek zoals dat heet en vervolgens een zitting. Je werd geacht er te zijn, maar het ging snel en het was veel. Er werd een ondertoezichtstelling (OTS) uitgesproken, dat weet je wél. Een paar dagen later zat er al een mevrouw aan je keukentafel. Er werd hulp opgestart, zo snel mogelijk en gericht op het hele gezin. Dat zal zeker gaan helpen. Wanneer er een jeugdbeschermer bekend was, zou hij of zij contact opnemen. Er was namelijk een wachtlijst. Nog nooit in al die jaren na je ongeluk had je zó het gevoel de regie kwijt te zijn. En toch dacht je, zo kan het toch ook niet langer, misschien helpt het wel. Voor de jongens. Voor ons.
Aan de keukentafel
Een tijd later zat ik aan die keukentafel. Wát een verhaal, en wat een mensen. Dit was zo’n zaak waarbij ik dacht: waar moet ik in hemelsnaam beginnen? Ik hou ervan, werken in die gezinnen waarbij het écht nodig is. Moeder gaf aan dat Ramon altijd het zorgenkindje was geweest. Een lieverd echt waar, maar lastig en moeilijk. En inderdaad, er viel geen land met hem te bezeilen.
Waar het in zijn jonge jaren nog een aangenaam gebrek aan braafheid was geweest, was zijn gedrag inmiddels veranderd in ontoelaatbaar en gevaarlijk. En dus hadden de hulpverleners en ik het ene probleem nog niet opgelost of het volgende probleem diende zich alweer aan.
Naar een gesloten instelling
En zo kwam het dat we als team uiteindelijk moesten besluiten dat Ramon in een gesloten jeugdzorginstelling geplaatst zou worden. Net vijftien jaar oud was hij inmiddels zowel een gevaar voor zichzelf als voor zijn omgeving. Zijn ouders begrepen ons besluit, ondanks het grote verdriet wat zij erom hadden.
Wel gaven ze direct aan dat Ramon nooit zou meewerken aan zijn plaatsing en dat we een hoop vuurwerk konden verwachten wanneer we het hem zouden vertellen. Zíj wilden het in ieder geval niet aan hem vertellen. Vanwege de veiligheidsrisico’s besloten we hem te overvallen met de boodschap en de politie mee te nemen. Een heel indringend besluit, wat je echt niet lichtzinnig neemt als jeugdbeschermer.
In de cel
Omdat de kans op een ontmoeting (al zou ik het eerder confrontatie noemen) met Ramon het grootst was in de avond, kwamen we op een avond onverwachts langs. Zal je altijd zien, was hij er niet. De meegekomen politieagenten dachten wel te weten waar hij zou kunnen zijn. In zo’n klein dorp valt álles op, dus ook een politiewagen die meerdere keren voorbij komt. Ramon had daarom snel door wat er gaande was en gaf zich niet zomaar gewonnen.
Een kat- en muisspel volgde, wat hij uiteindelijk verloor. Hij verzette zich hevig en belande daardoor in een ‘ophoudcel’ in afwachting van het vervoer naar de gesloten jeugdzorginstelling. Ik ging bij hem in de cel zitten. Wél met de deur op een kier en een agent op de gang, want hij liet zich nogal dreigend uit naar mij. Natuurlijk mocht ik niet naast hem komen zitten, wat ik wel deed en hij vervolgens tolereerde. Hij was zó boos; op de wereld, op zijn vader, op die verdomde NAH van zijn moeder, op zichzelf en de hele stempelkaart van zogenaamde aandoeningen die hij had, op zijn hulpverleners en vóóral, nee zéker, op mij.
Hij huilde, maar niet om zichzelf
Maar toen hij begon te huilen, liet hij het wel toe dat ik hem vastpakte. Hij huilde niet om zichzelf, maar om zijn moeder en hoe het nu verder moest met haar. Of ik niet wist hoe ziek ze was? En wie moest er nu voor haar zorgen nu hij weg moest? Of ik daar wel allemaal over had nagedacht terwijl ik zoiets vreselijks besloot? Ik probeerde hem gerust te stellen (en tegelijkertijd ook mezelf een beetje) en gaf aan dat het belangrijk was dat hij nu ging profiteren van de hulpverlening die hem geboden zou gaan worden. Hij keek me aan alsof hij het in Keulen hoorde donderen. En hij had gelijk, wat een vreselijk zinloze opmerking in zo’n bizar stressvolle en verdrietige situatie. Ik dacht even na en bedacht toen hoe ik het goed kon maken.
Ik: ‘Ramon, nu het busje er nog niet is, zal ik vragen of we nog even een peukie mogen roken. Mijn collega die mee is, rookt ook net als jij en ik denk dat er wel een binnenplaats is waar we even onder begeleiding van wat agenten naar toe mogen.’
Ramon: ‘Hoe weet jij dat ik rook?’
Ik: ‘Duhu.’
Lees in deel 2 (18 oktober 2018) van deze blogreeks hoe het verder gaat met Ramon en zijn ouders én hoe hij met vereende krachten toch weer thuis kon gaan wonen.
Nicoline den Ouden, voorheen jeugdbeschermer, nu coördinator complexe casuïstiek
– NB: dit verhaal is sterk gebaseerd op de waarheid, maar natuurlijk in verband met de privacy hier en daar aangepast –
Foto: Pixabay
Lees ook onze andere verhalen op onze website.
Geef een reactie