Waarom gebruiken we het netwerk op school niet?
#opinieLaatst had ik een afspraak met een directeur van een basisschool. Vlak voordat zij de deur van haar kamertje dichtdeed, werd ze aangesproken door een vader van school. Hij wilde haar bedanken. Doordat beiden geëmotioneerd raakten toen ze elkaar zagen, werd mijn aandacht getrokken. De vader begon te vertellen; over zijn vrouw die ernstig ziek werd en verdrietig genoeg een aantal maanden geleden overleden was. Hij wilde de directeur bedanken voor het feit dat er binnen een middag door haar een netwerk van betrokken ouders was opgetuigd die met allerlei zaken hadden geholpen en dat nog steeds deden.
Er werd gekookt, opgepast, schoongemaakt en gelogeerd. De vader en zijn kinderen voelden zich gesteund en het hielp hen door deze vreselijke tijd heen. De directeur gaf desgevraagd bij mij aan dat het goed voelde om iets te kunnen betekenen voor het gezin. Dat vele handen licht werk maakten en dat het zo snel geregeld was omdat deze helpende ouders de kinderen kenden en in diezelfde kinderen hun eigen kinderen terugzagen. Daarmee schoten zij dus als een soort vanzelfsprekendheid – zonder morren – in de actiestand, want het zal jouzelf maar overkomen als gezin. Daar moet je toch niet aan denken?
Netwerken betrekken
Ondertussen gingen de radertjes in mijn hoofd beestachtig tekeer. Al een tijdje zoek ik (met vele anderen) naar een manier om het netwerk te betrekken bij die gezinnen waar het niet goed gaat met de kinderen. Er zijn gelukkig vele positieve netwerkbijeenkomsten waardoor de kinderen en ouders goed geholpen worden, maar er zijn helaas ook minder geslaagde pogingen.
Families waarbij de kloven tussen gezinsleden alleen maar groter worden doordat zo pijnlijk duidelijk wordt waar en wie er tekort schieten in de familie. Familieleden en vrienden die veel vinden en vertellen wat er moet gebeuren, maar daarbij niet echt helpen. Familieleden of buren die zelf al overbelast zijn. Ruzies die ontstaan of weer oplaaien. Of een groep betrokken mensen die vol goede moed en enthousiasme helpen waar zij kunnen, maar na een paar maanden toch moeten concluderen dat de ‘klus’ zwaarder uitvalt dan van te voren was gedacht.
Ik neem al deze mensen niks kwalijk. Ik begrijp het heel goed namelijk. Het ís nogal wat om je hele ziel en zaligheid te moeten delen met je naaste omgeving. En het ís ook nogal wat om die naaste omgeving te moeten zijn. Meerdere keren heb ik familieleden naderhand horen zeggen: ‘Als ik dit had geweten (bijvoorbeeld structureel drugsgebruik van broer Piet) dan was ik hier niet gaan zitten.’ Of: ‘Was alles nog maar normaal’ (met andere woorden; wist ik dit alles maar niet).
De kracht van het netwerk
Moet je dan oplossingen in het netwerk afschrijven? Ik vind van niet. Ik gelóóf in de kracht van het netwerk, maar wél met voldoende respect voor datzelfde netwerk. Een uitgeput en vijandig netwerk maximaal belasten vind ik namelijk niet eerlijk, voor de betrokken volwassenen niet, maar zeker voor de betrokken kinderen niet. Eén ding weet ik immers wel zeker: wanneer je kwetsbare kinderen goede en passende zorg onthoudt, ontneem je deze kinderen de kans op een betere toekomst.
Goede en passende zorg voor de kinderen dus en tegelijkertijd zelfredzaamheid, netwerk en participatiemaatschappij. En daar, in dat kantoor van die schooldirecteur, kwam dat allemaal samen in mijn hoofd. Een netwerk is zeker niet alleen de kring van familieleden en vrienden, dat is natuurlijk ook de school van de kinderen. En ieder kind zit (als het goed is) op school! Daarbij hoorde ik de directeur zeggen dat de ouders bereid waren om langdurig in dit gezin te helpen, omdat ze de kinderen uit het gezin kenden. En dat is natuurlijk niet anders dan bij kinderen die opgroeien in een lastige gezinssituatie. Die directeur had bovendien de groep ouders binnen een middag weten te strikken. Natuurlijk, zij kent haar pappenheimers en weet dus wie daarvoor te vragen.
Ja, ik begrijp heel goed dat de situatie van het gezin met deze zieke moeder een hele andere situatie is dan de gezinnen waar heftige dynamieken spelen. Maar een school is groot en daarmee ook de groep ouders waar er misschien een paar tussen zitten die dat weer zien zitten.
Steungezinnen op scholen?
Zou het niet geweldig zijn als iedere school een aantal steungezinnen heeft? Vaders en moeders waarvan de directeur weet: als er ergens iets speelt in een gezin dan zijn deze steungezinnen bereid te helpen. Misschien met een middagopvang in de week, misschien wel met een vaste logeeropvang, misschien wel (in geval van een crisissituatie) 24/7. Dat hoeft allemaal niet ‘out in the open’. Liever niet zelfs. Als de directeur maar weet wie er bereid zijn op te staan wanneer het nodig is zodat de jeugdzorgprofessionals ook weten dat ze naar een schooldirecteur kunnen bellen wanneer ze op zoek zijn naar een crisisplek of andere opvang voor een kind.
Ik zie voor me dat deze steunouders dan een aantal bijeenkomsten hebben gehad, georganiseerd door bijvoorbeeld een jeugdzorgorganisatie in de buurt, waardoor ze weten wat voor hulpvragen er op hen af kunnen komen. En mocht het nodig zijn dat zij opvang bieden aan een kind van school, dat zij dan direct voldoende worden begeleid door een jeugdzorgprofessional. Daar gaan immers ook een hoop netwerkinterventies op mis: het gebrek aan professionele ondersteuning. Op deze wijze wordt door zowel netwerk als professionals gewerkt aan een veilige opvoedomgeving voor ieder kind, mét behoud van zijn of haar eigen omgeving.
Zomaar een idee, maar toch…
Het is maar een idee dat zomaar ontstond in mijn hoofd in dat kantoor van die schooldirecteur. Als iemand met het idee aan de haal wil gaan, be my guest! Ik ben overigens best bereid om deze brainwave voort te zetten met een aantal anderen…
Nicoline Den Ouden, voorheen jeugdbeschermer, nu coördinator complexe casuïstiek
Foto: Pixabay
Lees ook onze andere verhalen op onze website.
Geef een reactie