Eerwraak of toch niet?
#praktijkverhalenIn de zomer van 2015 worden we gebeld door de Raad voor de Kinderbescherming: er komt een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) met een machtiging uithuisplaatsing (MUHP) aan. Een school heeft namelijk een melding gedaan bij het crisisinterventieteam (CIT). Een Marokkaans meisje van ruim zeventien jaar zegt dat ze in elkaar geslagen is door haar broer omdat zij thuis verteld heeft lesbisch te zijn.
Ik ben vanaf het moment dat het meisje naar een crisisopvang wordt gebracht haar jeugdbeschermer. Het adres is geheim voor haar familie omdat er gedacht wordt aan eerwraak. Ik heb nauwe contacten met de Raad voor de Kinderbescherming (zij doen onderzoek) en bezoek dit meisje vele malen in de opvang. Er zijn verschillende evaluatiemomenten bij ons op kantoor met het meisje, de hulpverleners van de crisisopvang en ambulante hulpverlening, haar moeder en ikzelf. De moeder van het meisje ontkent de mishandeling. Ze zegt dat wij niet hoeven te vrezen voor eerwraak. De familie heeft geen probleem met de geaardheid van haar dochter.
Onderzoek van het LEC
Ik neem contact op met het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC) dat direct een onderzoek start. In het gesprek met het meisje krijgen we steeds meer informatie over de cultuur, gewoontes, achtergrond en wat er in het leven van dit meisje speelt. Met het meisje gaat het goed op de crisisopvang; zij heeft inmiddels een relatie met een groepsgenootje en verkent haar grenzen.
In het advies van het LEC dat volgt, staat dat er een groot risico op eergerelateerd geweld is en zij adviseren het meisje onder te brengen op een geheime plek in een gespecialiseerde instelling. Ik ga aan de slag en er is per direct een plek beschikbaar. Ik stap op de fiets naar de crisisopvang om het meisje in te lichten dat ik haar de volgende dag vroeg op kom halen om haar naar een andere plek te brengen. Ze reageert verdrietig en zegt dat ze er morgen niet zal zijn. Ik leg haar uit dat er geen keus is. Wij zijn verantwoordelijk voor haar veiligheid en moeten het advies van het LEC opvolgen.
Lood in mijn schoenen
Met lood in mijn schoenen ga ik de volgende ochtend naar de crisisopvang. Gelukkig staat ze er met haar spullen. Ik leg alles in de auto terwijl het meisje innig afscheid neemt van haar vriendin. In de instelling worden vervolgens behandelingen ingezet en wordt een psychodiagnostisch onderzoek gedaan. Het meisje draait goed mee op de groep. Ik bezoek haar regelmatig en heb nauw contact met de instelling. Er wordt een systeemgesprek gepland door de instelling op een neutrale plek en het meisje ziet haar moeder weer.
Met stomheid geslagen
Een dag later is er een rechtszitting waarbij de VOTS omgezet wordt in een ondertoezichtstelling (OTS). Ik ben zenuwachtig. Ik heb een naar voorgevoel dat er iets staat te gebeuren. Het meisje mag vanwege haar veiligheid niet naar de rechtbank komen, maar de rechter heeft via de telefoon met haar gesproken. De rechter vertelt dat hij het meisje gesproken heeft en dat zij aangegeven heeft alles gelogen te hebben. Ze is niet mishandeld, haar familie accepteert haar en er is niks aan de hand. Ik ben met stomheid geslagen en weet even niet wat ik moet zeggen. De rechter vraagt aan mij: ‘Wat nu?’ Ja, wat nu, denk ik vervolgens.
Bekend patroon
Dit is een patroon dat vaak gezien wordt bij eergerelateerd geweld; verhalen worden teruggedraaid. Maar wat maakt dat het meisje haar woorden terugtrekt? Stel dat het gelogen is: dan is het zorgelijk, waarom bedenkt zij zo’n heftig verhaal? Stel dat de mishandeling toch klopt, dan staat dit meisje onder enorme druk van haar familie wat ook een zeer grote zorg is. De rechter voelt de moeilijkheid en ik krijg de opdracht om binnen zes weken met een plan te komen. Beduusd verlaat ik de rechtszaal.
Ik neem contact op met het Veiligheidshuis, het LEC en de instelling waar ze het laatste zat en bespreek de casus uitvoerig in mijn team. Het ingewikkelde is dat het meisje zes weken later achttien jaar wordt en dat onze bemoeienis dan stopt. Ze kan na haar achttiende nog in de instelling blijven, maar dat is dan op vrijwillige basis. Ook verwacht de instelling een mate van medewerking van het meisje. Zij zien na de zitting namelijk een gedragsverandering bij dit meisje: zij is niet gemotiveerd, houdt zich niet aan afspraken en ze beïnvloedt de groep negatief. Uiteindelijk kunnen we niet anders dan het meisje terug naar huis te laten gaan.
En dan wordt ze achttien
Ik blijf er een heel naar gevoel aan overhouden, zelfs wat slapeloze nachten. Alles wijst erop dat dit meisje onder druk staat van haar familie. We weten vrijwel zeker dat het verhaal van de mishandeling klopt en vrezen voor de toekomst van het meisje. Het meisje moet tot haar achttiende verjaardag wekelijks op kantoor komen voor een gesprek. Ik bespreek met haar mijn twijfels, zeg dat ik vrees dat zij op een dag op vakantie gaat naar het buitenland en nooit meer terugkeert. Ik instrueer haar wat ze dan kan doen en geef haar belangrijke telefoonnummers en draag instanties aan waar zij nu, maar ook in de toekomst, terecht kan voor hulp. Het meisje zegt dat alles goed is thuis. Haar familie accepteert haar partnerkeuze en haar vriendin komt gewoon over de vloer en zit thuis op de bank. Ik hoef mij nergens zorgen over te maken. Maar dan wordt zij achttien jaar en stopt al het contact.
Alles waar ik bang voor was…
Enkele jaren later blijkt dat het meisje toch in het buitenland zit. Daar is zij door haar familie naartoe gebracht. Alles waar ik toen bang voor was, is gebeurd en wij hebben dit allemaal niet kunnen voorkomen. Het LEC had het dus goed ingeschat.
Regelmatig stel ik mijzelf hierover de volgende vragen: hadden we het echt niet kunnen voorkomen, hadden we andere keuzes moeten maken? En zo ja, welke? Hoewel iedereen die betrokken was, wist en aanvoelde dat er van alles mis was, waren onze handen gebonden en konden wij, maar ook andere partijen, niets meer voor dit meisje doen. Het enige dat we konden doen was vinger aan de pols houden tot haar achttiende verjaardag en haar motiveren voor hulpverlening waar zij vrijwillig aan mee zou werken. Het beroerde was dat we zo weinig tijd hadden voordat ze achttien werd.
Zo graag meer willen doen
Als dit meisje zestien jaar was geweest, dan hadden we waarschijnlijk een andere keuze gemaakt. Dan hadden we langer de tijd gehad om dit meisje sterker te maken, te motiveren voor hulpverlening en hadden we door middel van systeemtherapie meer inzicht kunnen verkrijgen in de relatie tussen dit meisje en haar moeder. Dan was dit meisje waarschijnlijk veel bespaard gebleven.
Makkelijk praten, zo achteraf en om te roepen: zie je wel! Niemand zou weten hoe het dan precies gelopen zou zijn, maar ik had zo graag meer voor haar willen doen…
Froukje, jeugdbeschermer
Foto: Jeugdbescherming west; het meisje op de foto heeft geen enkele relatie met dit verhaal
Geef een reactie