Internationale kinderbescherming: een harde noot om te kraken
#kennisblogs voor professionalsWaar jeugdbeschermers steeds meer mee te maken lijken te krijgen, is internationale kinderbescherming. Kinderbescherming waarbij een kind de grens over gaat terwijl er een kindermaatregel loopt. Dit zijn ingewikkelde zaken waarin we keihard ons best doen, maar we soms letterlijk niet meer kunnen omdat er allerlei dingen bij komen kijken die we niet in de hand hebben. Laura Goei, jurist bij Jeugdbescherming west, vertelt in deze blog over deze lastige kant van de jeugdbescherming.
Die zaken waarin sprake is van grensoverschrijding terwijl er een kinderbeschermingsmaatregel loopt zijn spreekwoordelijk gesproken: een harde noot om te kraken. En het lijken er door de globalisering steeds meer te worden. Bij dit soort zaken zijn er verschillende wegen die we als Jeugdbescherming west kunnen bewandelen. Maar zoals zo vaak: het is op papier beter geregeld dan in de praktijk. We hebben bij deze zaken vaak het gevoel dat we het wiel opnieuw moeten uitvinden. In deze blog zoom ik in op de mogelijkheden die we hebben via de Nederlandse Centrale Autoriteit (onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid).
Factoren waardoor we niet alles in de hand hebben
Gelden er afspraken met het andere land?
Afhankelijk van wat er nodig is, kunnen we kort gezegd bij de Centrale Autoriteit een informatieverzoek, zorgmelding of een internationale pleegzorgplaatsing aanvragen. Dat kan als we te maken hebben met landen waar officiële afspraken mee gelden* maar de Centrale Autoriteit neemt ook meldingen en verzoeken in behandeling als het land waar we mee te maken hebben niet valt onder internationale afspraken. Met welk land je te maken hebt en in hoeverre zij de afspraken hebben verwerkt tot beleid met stevige wortels in de praktijk, is de eerste factor die bepaalt hoe en of we in staat zullen zijn om een onder ons toezicht of voogdij gesteld kind bij grensoverschrijding te beschermen.
Geen internationale standaard voor doorlooptijden
Als we de melding eenmaal hebben ingediend, dan is deze “uit onze handen”. De Centrale Autoriteit pakt het vanaf dat moment verder op, laat de melding vertalen en zet het verzoek uit naar hun contactpersoon in het betreffende land, bijv. de collega-Centrale Autoriteit of bij gebrek daaraan, een lokale kinderbeschermingspartner of wellicht een diplomatiek contact. Hoe lang dit traject duurt, kan per situatie verschillen. Dit brengt ons op de tweede factor: er lijkt geen internationale standaard te zijn voor de doorlooptijd van een melding of verzoek van moment van indienen tót het moment dat er een bericht terugkomt. De kinderbeschermingsmaatregel in Nederland loopt ondertussen wel gewoon door of zelfs af….
Kwaliteit van de informatie die terugkomt
Ook de kwaliteit van het antwoord van het betrokken land dat via de Centrale Autoriteit weer wordt doorgeleid naar Jeugdbescherming west, kan per geval (en land) verschillen. En daarmee hebben we de derde factor te pakken: krijgen we genoeg concrete en werkbare informatie terug?
Bevoegdheid van de Nederlandse rechtbank t.o.v. het kind
Als er sprake is van een ondertoezichtstelling, die een maximale duur kan hebben van een jaar maar soms ook korter geldt, werk je in de periode van het hele traject ook nog tegen de klok omdat je op een bepaald moment de afweging moet maken of er een verzoek tot verlenging of opheffing van de kinderbeschermingsmaatregel moet worden ingediend of niet. En het tijdsverloop kan weer vragen opleveren voor de bevoegdheid van de rechtbank om het verzoek te behandelen (vierde factor): is de Nederlandse rechtbank nog wel bevoegd om over een kind dat in het buitenland verblijft te oordelen?
Belemmerende factoren in de samenwerking
En áls alles is ingediend en er zijn partners betrokken, dan nog kan de samenwerking met het andere land moeizaam verlopen (vijfde factor) door bijv. kwesties als beschikbare hulpverlening, de kwaliteit hiervan, visieverschillen ingegeven door bijv. cultuurverschillen of botsende zorgsystemen, tijdsverloop door al die verschillende organisatieschakels die er tussen zitten, vertalingen die moeten volgen, en natuurlijk de eeuwig op de loer liggende communicatieproblemen.
Soms is het niet duidelijk in welk land het kind is
Maar het allerbelangrijkste (zesde factor): al het bovenstaande geldt natuurlijk pas als je als jeugdbeschermer überhaupt weet in welk land het kind is. Want dat is helaas niet altijd zo.
Harde noten uit de juridische praktijk
Bij elke zaak die een internationaal beschermingskarakter draagt en waar we als juristen betrokken raken, is het dus hard werken en puzzelen. Samen met de jeugdbeschermer, diens team en de Centrale Autoriteit proberen we te komen tot de meest passende route waar het kind het meest bij gebaat is. En dat is echt niet altijd makkelijk.
Zoals in het geval van de Surinaamse tiener die vastloopt in de hulpverlening hier en bij zijn vader wil wonen in Suriname. Een tijd later is hij een teleurstelling rijker en wil hij toch weer terug wil naar Nederland. Hij moet echter wachten op de IND voordat hij zou kunnen terugkeren, want hij is niet Nederlands en in de tussentijd is hij voor zijn problematiek wel afhankelijk van de schaarse hulpverlening in Suriname.
Of het meisje van 12 jaar dat door haar moeder zonder overleg met ons mee terug is meegenomen naar Polen en waar ernstige zorgen over bestaan. Of de drie jonge kinderen die door hun moeder zijn ontvoerd uit het pleeggezin naar Bulgarije waar ze veel familie hebben wonen en moeder steun heeft. Laten we die per definitie teruggeleiden of proberen we in Bulgarije hulpverlening te activeren in de hoop dat het netwerk en de hulpverlening voldoende beschermende factoren zijn? Of het jongetje dat door zijn moeder bij opa en oma vandaan is meegenomen naar Ghana en nu tijdelijk is overgebracht naar familie in Suriname omdat moeder spijt heeft van de ontvoering naar Ghana en het liefst wil dat hij weer terug gaat naar Nederland? Of het tienermeisje dat onder voogdij staat dat op vakantie gaat naar haar tante in Engeland en samen met haar tante eenzijdig besluit daar te blijven omdat ze het daar meer naar haar zin heeft dan bij de vriend van haar moeder in Nederland waar ze tot dan toe verbleef?
Harde noten dus, deze ontzettend lastige zaken. Als alles loopt zoals het moet kun je ze kraken maar helaas kun je er ook je tanden op stukbijten.
Laura Goei, senior jurist Jeugdbescherming west
* op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en de Brussel II bis-verordening
Foto: Pixabay
Geef een reactie